Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5823

Datum uitspraak2005-09-12
Datum gepubliceerd2005-11-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers155027
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Beschikking ex artikel 7:230a BW. NS wil alle fietsenstallingen bij de stations in eigen beheer nemen en daarom van de overeenkomst met de huidige exploitanten af. Status overeenkomst en aard procedure.


Uitspraak

Rechtbank Assen sector kanton, locatie Assen Zaaknr.: 155027 EK VERZ 05-10047 beschikking d.d.: 12 september 2005 typ:ap B E S C H I K K I N G in de zaak van: 1. de vennootschap onder firma [vennootschap], gevestigd te [vestigingsplaats], gemeente Midden Drenthe, en haar vennoten: 2. [verzoekster] en 3. [verzoeker], beiden zaakdoende te [vestigingsplaats], gemeente Midden Drenthe, verzoekers, gemachtigde mr. F.J.P. Delissen, advocaat te Nijmegen, tegen de besloten vennootschap NS STATIONS B.V., NS FIETS B.V. en SERVEX B.V., alle gevestigd te Utrecht, verweerders, gemachtigde mr. J.M. Heikens, advocaat te Arnhem. Procesverloop: [verzoeker] heeft op de gronden zoals vermeld in het verzoekschrift voorwaardelijk verzocht om ontruimingsbescherming na 31 december 2004 respectievelijk 31 december 2005 voor het geval de overeenkomst tussen partijen niet is aan te merken als een overeenkomst van (ver)huur van bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 7:290 BW. NS heeft een verweerschrift ingediend en gevorderd verzoekers niet ontvankelijk te verklaren. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 juni 2005. Verzoekers hebben zich doen vertegenwoordigen door mr. F.J.B. Delissen, advocaat te Nijmegen. Verzoekster sub 2 is in persoon verschenen. Namens verweerders zijn verschenen J.A.L. Baak van NS Groep B.V., A.J.M. van Westing, directeur NS Fiets B.V., bijgestaan door mr. B.H.H.M. Ramakers, advocaat te Arnhem. De gedingstukken alsmede het verhandelde ter terechtzitting wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd. Ter zitting hebben partijen verzocht een beslissing aan te houden in afwachting van verdere besprekingen, waarbij een schikking zou worden beproefd. Op 15 augustus 2005 hebben partijen beschikking verzocht. Beschikking is bepaald op heden. Rechtsoverwegingen. 1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende weersproken het volgende vast. Tussen (de rechtsvoorgangers van) NS Stations B.V. en verzoekers is per 1 juli 1999 een overeenkomst gesloten betreffende de exploitatie van de stationsfietsenstalling te Beilen. Bij exploot van 30 juni 2004 hebben verweerders verzoekers -voor zover nodig- aangezegd dat de overeenkomst van rechtswege eindigt per 31 december 2004 en zonodig wordt opgezegd tegen 31 december 2004 althans tegen 31 december 2005 en dat tevens door middel van dat exploot de ontruiming van de stationsfietsenstalling c.a. aan de Stationslaan 9 te Beilen wordt aangezegd tegen 31 december 2004, althans tegen 31 december 2005. De gronden voor de beëindiging/opzegging zijn in het exploot vermeld. 2. Verzoekers hebben (voorwaardelijk) verlenging van de ontruimingsbescherming verzocht. Het verzoekschrift is bij de sector kanton ontvangen op 25 februari 2005. Aangezien dit tijdstip valt binnen twee maanden na het tijdstip waartegen schriftelijk ontruiming is aangezegd, dienen verzoekers in dit opzicht ontvankelijk te worden verklaard. 3. Verzoekers hebben primair verzocht tot niet-ontvankelijkverklaring. Zij stelling zich op het standpunt dat de overeenkomst tussen partijen een huurovereenkomst is die gelet op de bestemming van de gehuurde ruimte (stalling, verhuur, reparatie en verkoop van fietsen) valt onder de definitie van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Gelet hierop is de opzegging niet rechtsgeldig en behoeven zij derhalve geen ontruimingsbescherming te verzoeken. 4. Verweerders hebben eveneens geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoekers, maar op andere gronden. Zij stellen zich namelijk op het standpunt dat sprake is van een exploitatieovereenkomst die de essentiële kenmerken van een huurovereenkomst mist. Hierdoor is de ontruimingsbescherming niet aan de orde. 5. Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd is overwogen als volgt. De per 1 juli 1991 tussen verzoekers en Servex B.V. gesloten overeenkomst is een voortzetting van de reeds met ingang van 1 januari 1975 gesloten overeenkomst tussen de vader van verzoekster sub 2 en opa van verzoekster sub 3 enerzijds en Servex B.V. anderzijds. Ook daarin wordt gesproken van een exploitatieovereenkomst en het betalen van een concessie aan Servex door [verzoeker]. Bij de vermelding van het bedrag aan concessie is aangegeven dat dit betreft “concessie voor het recht van reparatie, verkoop en verhuur van fietsen”. In een schrijven van 20 december 1994 heeft Servex B.V. aan verzoekers meegedeeld dat in verband met het oprichten van de vennootschap NS Stations B.V., die onder meer het doel zal krijgen het verhuren van ruimte in de stations, het merendeel van de overeenkomsten van Servex B.V. zullen worden overgenomen door NS Stations B.V.. Uit een in het geding gebracht schrijven van NS Stations B.V. van 25 november 1998 blijkt dat een aanbod wordt gedaan voor de verlenging van de exploitatieovereenkomst betreffende de stalling te Beilen. Uit de bij deze brief gevoegde bijlage gedateerd 20 november 1998, blijkt opnieuw bij het concessiebedrag te worden vermeld “concessie voor het recht van reparatie, verkoop en verhuur van fietsen”. Uit deze omschrijvingen blijkt naar dezerzijds oordeel dat de door NS ter beschikking gestelde ruimte mede is bestemd voor de uitoefening van een ambachtsbedrijf en kleinhandelsbedrijf samenhangend met reparatie, verkoop en verhuur van fietsen, terwijl de stalling een voor het publiek toegankelijk lokaal is. De bedrijfsruimte voldoet hiermee aan de omschrijving van artikel 7:290 BW. Nu voor het gebruik van deze ruimte en het uitoefenen van de betreffende activiteiten door verzoekers een bedrag aan concessie is verschuldigd, moet worden geoordeeld dat tenminste een deel van deze tegenprestatie als huur kan worden aangemerkt. Ook indien sprake is van een gemengde overeenkomst dienen de bepalingen betreffende huur van bedrijfsruimte (in elk geval voor zover het betreft het deel van de overeenkomst dat ziet op huur en verhuur) volledig te worden nageleefd. In dit verband kan worden verwezen naar jurisprudentie met betrekking tot exploitatie van benzinestations. NS heeft weliswaar gesteld dat vanaf 2000 de stallingruimte niet meer toegankelijk is voor het publiek anders dan voor het gebruik van een stalling en daarom nog slechts wordt beheerd, maar zij heeft ter onderbouwing van dit standpunt geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat de concessie geen betrekking meer heeft op de andere activiteiten en in verband daarmee is aangepast. Daar de tussen partijen bestaande overeenkomst (deels) kan worden aangemerkt als een overeenkomst betreffende huur en verhuur van bedrijfsruimte zoals beschreven in artikel 7:290 BW dient NS voor de beëindiging daarvan desgewenst de weg van artikel 7:295 lid 2 te bewandelen. Wat hier ook van zij, nu sprake is van artikel 7:290 Bedrijfsruimte kan gelet op het bepaalde in artikel 7:230a lid 1 een verzoek tot ontruimingsbescherming niet worden verzocht. [verzoeker] c.s. dienen dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard in hun verzoek. B E S L I S S I N G E N : De kantonrechter: Verklaart [verzoeker] c.s. niet ontvankelijk in hun verzoek ex artikel 7:230a B.W. Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2005 door mr. C.P. van Gastel, als kantonrechter en door deze en de griffier M.E.H. Poelman-Dokter ondertekend. coll: Beschikking verzonden op: